Bertolt Brecht 

De Joodse Vrouw

1935. We zijn in Frankfurt. Het is avond. Een vrouw pakt haar koffers. Soms neemt ze iets uit de koffer om iets anders in te kunnen pakken. Zij aarzelt lang of zij de grote foto van haar man Frits mee zal nemen. Ze laat het portret staan. Een poosje zit ze op haar koffer. Opeens staat ze op en neemt de haak van de telefoon. "Met Judith Keith". Vervolgens horen we hoe ze afscheid neemt van kennissen, een schoonzus, een vriendin. "Ik ga naar Amsterdam", zegt ze, "daar moet het heel mooi zijn in het voorjaar". Naarmate de gesprekken vorderen, verduistert een steeds onheilspellender schaduw dit stralend voorjaarsbeeld.

De toneelschrijver Bertold Brecht (Augsburg 1898 - Oost Berlijn 1956) is bij het grote publiek vooral bekend door Mutter Courage en Die Dreigroschenoper. Brecht zag al in de dertiger jaren van de vorige eeuw het gevaar van nazi-Duitsland. Daarom begon hij met het schrijven van een aantal scènes die later samengevoegd zouden worden tot Furcht und Elend des Dritten Reiches (Angst en Ellende in het Derde Rijk). In 1938 vond in Parijs de première van een aantal hiervan plaats - waaronder De Joodse Vrouw. De scènes in Furcht und Elend hebben geen directe samenhang, maar samen maken ze duidelijk hoe de nationaalsocialistische dictatuur in alle lagen van de samenleving en het dagelijks leven binnendringt en angst en wantrouwen zaait.

De Joodse Vrouw is een aangrijpende scène waarin - zonder expliciete tekst - voelbaar wordt waarom Judith voorgoed afscheid neemt van echtgenoot en huis.

Credits Tekst Bertolt Brecht Vertaling Allard van Lenthe Spel Marguerite de Brauw en Julien Croiset Techniek Gijs Reeser/Frank Oorthuys Fotografie Marieke Timp Regie Agaath Witteman Productie Studio Antigone

Marguerite de Brauw als Judith Keith  Foto ©Marieke Timp